Vroeger vroegen we ons vooral af: “Wat willen we níet zien bij een dier?” Geen pijn. Geen angst. Geen stress. Geen honger. De bekende vijf vrijheden vormden jarenlang het fundament van dierenwelzijn. Ze boden duidelijke grenzen: dit moet je als verzorger vermijden. Maar tegenwoordig verschuift die blik. Steeds meer mensen vragen zich af: Wat willen we wél zien bij een hond, kip of koe? Wat zegt ons dat een dier écht goed in z’n vel zit? Bij Wolfhalla zien we welzijn niet als de afwezigheid van lijden, maar als de aanwezigheid van leven.
Van vrijheden naar kansen
De oorspronkelijke vijf vrijheden (vrij van honger, pijn, ongemak, angst en beperkingen in gedrag) hebben plaatsgemaakt voor iets krachtigers: de vijf welzijnsdomeinen, ook wel vertaald naar de ‘Opportunities to Thrive’. Oftewel: echt leven in plaats van overleven!
Denk aan:
1. De kans op een voedzaam, gebalanceerd dieet
2. De kans om (mentale) zelfzorg te kunnen doen
3. De kans op optimale gezondheid
4. De kans om natuurlijk, soort specifiek gedrag te uiten
5. De kans op keuzevrijheid en controle
Deze domeinen gaan niet over het voorkomen van het slechte — ze gaan over het mogelijk maken van het goede.

Onze kippen als leermeesters
Toen wij kippen gingen houden, dachten we goed voorbereid te zijn. We lazen folders, vroegen advies in winkels en bekeken talloze kippenhokken. Alles leek in orde: het nachthok had de aanbevolen afmetingen, er was een ren, voer, strooisel, een legnest.
Maar gaandeweg ontdekten we iets belangrijks: veel van het standaardadvies was gericht op overleven, niet op welzijn.
Neem het nachthok. De richtlijnen zeiden: ‘minimaal 0,25 m² per kip.’ Maar als je kijkt naar natuurlijk gedrag van kippen — hun behoefte om op stok te gaan, te scharrelen, zich af te zonderen, zandbaden te nemen — dan is die ruimte bij lange na niet genoeg. Pas toen we echt keken naar het gedrag van onze kippen zagen we wat ze nodig hadden om niet alleen te bestaan, maar te floreren.
Wat betekent dat voor honden?
Veel opvoeding en begeleiding bij honden draait nog steeds om het ‘bijsturen’ van ongewenst gedrag. Maar wat als we daar voorbij gaan? Wat als we opvoeding zien als het vormgeven van een leven waarin de hond zichzelf mag zijn, zijn wereld actief mag onderzoeken, invloed mag uitoefenen en verbinding kan maken met zijn omgeving?
We stellen dan andere vragen:
– Mag je gedrag laten zien dat bij je hoort?
– Heb je zeggenschap over je lichaam en je dag?
– Kun je je op een natuurlijke manier bewegen, rusten, spelen, communiceren?
– Word je gezien als een individu met voorkeuren en behoeftes?

Gedragsdiversiteit als welzijnsindicator
In de wetenschap groeit het inzicht dat gedragsdiversiteit — de variatie aan gedragingen die een dier toont — een sterke, positieve indicator is voor welzijn. Een dier dat alleen maar ligt, of alleen maar alert en gespannen is, laat een eenzijdig gedragsbeeld zien. Maar een dier dat afwisselend speelt, onderzoekt, eet, rust, communiceert en keuzes maakt? Die laat ons iets zien over kwaliteit van leven.
Bij Wolfhalla kijken we dan ook niet alleen naar of een hond géén probleemgedrag toont — we kijken naar of hij/zij rijk, gevarieerd, levendig gedrag durft en mag laten zien.
Twee praktijkvoorbeelden uit onze begeleiding
Voorbeeld 1 – Mika, de border collie met ‘nietsdoen-angst’
Mika was een jonge border collie die constant in de weer was: piepen, ijsberen, achter schaduwen aanjagen. De eerste indruk was dat ze ‘druk’ was of misschien gewoon ‘veel energie had’. Maar bij nadere observatie bleek dat Mika nauwelijks tot rust kon komen en een zeer beperkt gedragsrepertoire had: ze kende alleen actie of paniek.
In de begeleiding hebben we haar leren kiezen, pauzeren, snuffelen, zich terugtrekken — én veilig zijn in niets doen. Via ontspanningsoefeningen, vrije snuffelwandelingen en veel zeggenschap over haar omgeving, bloeide Mika op. Haar gedragsdiversiteit nam toe: spelen, rusten, onderzoeken, sociaal contact zoeken én zelf pauzes nemen. Mika is vandaag niet alleen rustiger, maar ook veel veerkrachtiger.
Voorbeeld 2 – Bram, de stabij met een ‘kort lontje’
Bram was een jonge stabij die snel uitviel naar andere honden, prikkelgevoelig was en vaak gromde of uitviel wanneer hem iets niet zinde. Zijn gedragsrepertoire was beperkt tot verdedigen of vermijden. In plaats van het gedrag te onderdrukken, zijn we samen met zijn eigenaar gaan kijken: wat heeft Bram nodig om zich veilig te voelen?
Door voorspelbaarheid, meer vrije keuzeruimte in contactmomenten, en door hem niet steeds in sociale situaties te duwen, durfde Bram op termijn weer te communiceren. Zijn gedrag werd rijker: hij kon snuffelen, toenadering zoeken, zich terugtrekken, spelgedrag tonen en zelfs samen wachten met andere honden. Zijn wereld werd groter, zijn stress lager, en zijn gedrag natuurlijker.

Welzijnsgericht opvoeden is een uitnodiging
Het vraagt misschien meer aandacht en meer nuance dan een rigide ‘ja/nee’-aanpak, maar het levert zoveel op. Meer wederzijds vertrouwen. Minder conflicten. En bovenal: een dier dat zich gezien en veilig voelt in jouw gezelschap. Bij Wolfhalla geloven we dat elk dier — of het nu een hond, kip of mens is — recht heeft op méér dan alleen een minimum. Op een leven met ruimte, zeggenschap en betekenis.